Op een agrarisch plot in Brecht wordt ruimte gemaakt voor 18 grondgebonden woningen, elk met voor- en achtertuintje. De woningen zijn in drie rijen gegroepeerd rond een centraal plein met een landschappelijke inrichting en langs een tweede verhard plein dat plek biedt voor bijeenkomst en dat zich richt op het naastgelegen weidelandschap. Door de individuele woningen ten opzichte van elkaar te laten verspringen en door te variëren in dakvorm ontstaat een divers gevelbeeld en worden de individuele woningen terug leesbaar. Het beeld van het archetypische huisje wordt hier gecombineerd met dat van de rijwoning.